Wat leert mijn kind in groep 6?

Geplaatst door Rosalie Anstadt op 26 september 2022
In groep 6 leert een kind nieuw regels voor (werkwoord)spelling en taal- en rekenkundig ontleden. Daarnaast leert het rekenen met grote getalellen, breuken en decimalen (kommagetallen). Vakken gericht op de brede ontwikkeling zijn biologie, aardrijkskunde, geschiedenis, beeldende vorming en gym. Op sommige scholen krijgen kinderen in groep 6 ook Engels. Naast nieuwe vakkennis leren kinderen plannen en reflecteren op hun eigen werk. De lesstof in groep 6 bouwt voort op de lesstof uit groep 5 en bereidt kinderen voor op de lesstof in groep 7. Zo ontstaat er een doorgaande leerlijn.

Doorgaande leerlijn: van groep 5 naar groep 6

De overheid heeft voor ieder verplicht vak – Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie en bewegingsonderwijs – kerndoelen vastgesteld. De kerndoelen beschrijven globaal wat een school tot en met groep 8 in elk geval moet aanbieden aan de leerling. Dit is vastgelegd in het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO.

SLO (Stichting Leerplanontwikkeling) heeft de kerndoelen voor de groepen 1 tot en met 8 van de basisschool uitgewerkt in leerlijnen. Een leerlijn geeft aan wat een kind per leerjaar leert. Ook geeft het aan wat een kind moet kennen en kunnen voordat een volgende stap kan worden gezet.

Een kind kan bijvoorbeeld pas breuken leren als het de tafels (vermenigvuldigen) geautomatiseerd heeft. En een kind kan pas een correcte werkwoordspelling toepassen als het de basisprincipes van redekundig ontleden beheerst. 

Kerndoelen en leerlijnen helpen een school om kinderen een doorgaande leerlijn te bieden. Een school mag zelf bepalen hoe ze de vakken aanbiedt (didactiek) en welk lesmateriaal (methode) ze hiervoor gebruikt. Hierdoor kan de invulling per school verschillen.

Technisch lezen in groep 6

Gemiddeld beheerst een kind aan het begin van groep 6 AVI-niveau E5 (eind groep 5). Leerlingen die dit niveau nog niet hebben behaald zullen soms extra leesoefeningen moeten maken.

Leerlingen verbeteren hun technische leesvaardigheid door veel leeskilometers te maken. Hoe meer woorden en teksten leerlingen lezen, hoe hoger de leesprestaties. Leerlingen kunnen alleen voldoende leeskilometers maken als hiervoor voldoende tijd wordt vrijgemaakt op school en thuis. Het door de overheid gesubsidieerde programma School Aan Zet heeft een kwaliteitskaart voor scholen ontwikkeld voor voortgezet technisch lezen. Hierop staat onder andere een leestijdrichtlijn per week voor kinderen in groep 6:

  • 90 minuten voortgezet technisch lezen met een gestructureerde methodische aanpak;
  • 60 minuten extra instructie en begeleide oefening voor de risicolezers (leerlingen bij wie het niveau achterblijft op het gemiddelde);
  • 45-60 minuten stillezen van verschillende tekstsoorten en gevarieerde activiteiten rond boeken.

De leerkracht neemt twee keer per jaar een DMT-toets en een AVI-toets af bij leerlingen. Deze methode-onafhankelijke toetsen brengen de technische leesvaardigheid van een kind in kaart. Aan het einde van groep 6 beheerst een kind gemiddeld AVI-niveau E6.

In dit overzicht van SLO is de leerlijn technisch lezen voor de groepen 1 tot en met 8 uitgewerkt. 

Begrijpend lezen

In groep 6 besteedt de leerkracht veel onderwijstijd aan begrijpend lezen omdat een goed tekstbegrip nodig is voor de zaakvakken aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek. Maar ook bij het vak rekenen moet een kind teksten kunnen lezen en begrijpen.

Daarom krijgen leerlingen in groep 6 nieuwe leesstrategieën aangeboden en leren zij complexere teksten te verklaren. Zo leren zij het verschil tussen feiten en meningen herkennen. Ook leren zij informatie en meningen uit verschillende bronnen met elkaar te vergelijken en te beoordelen.

Meer inhoudelijke informatie over begrijpend lezen in groep 6 staat in de uitgewerkte leerlijnen ‘schriftelijk onderwijs’ van SLO, kerndoelen vier tot en met negen. 

Werkwoord(spelling) in groep 6

In groep 6 herhalen kinderen de spellingregels uit groep 5 en krijgen ze nieuwe regels aangeboden, waaronder regels voor het vervoegen van werkwoorden:

  • Tegenwoordige tijd: stam + t. Bijvoorbeeld: ‘hij wordt boos’. Het hele werkwoord is ‘worden’. De stam is ‘word’. En bij de derde persoon enkelvoud (hij) komt er nog een ‘t’ achter;
  • Verleden tijd zwakke werkwoorden: stam + -de- of -te- (ezelsbrug ’t ex-kofschip). Bijvoorbeeld: ‘hij zaagde hout’. Het hele werkwoord is ‘zagen’. De laatste letter voor ‘en’ is de ‘g’. De ‘g’ komt niet voor in ’t ex-kofschip. Daarom schrijf je ‘zaagde’ en niet ‘zaagte’;
  • Voltooide tijd: eindigend op ‘t’ of ‘d’ (ezelsbrug ’t ex-kofschip). Bijvoorbeeld: ‘het is gister gebeurd’. Het hele werkwoord is ‘gebeuren’. De laatste letter voor ‘en’ is de ‘r’. De ‘r’ zit niet in ’t ex-kofschip. Daarom schrijf je in dit geval ‘gebeurd’ met een ‘d’.

Taal- en redekundig ontleden

In groep 6 wordt het kernvak Nederlands verder uitgediept met taal- en redekundig ontleden. Vaak is hier in groep 5 al een begin mee gemaakt. Taalkundig ontleden gaat om het benoemen van woordsoorten in een zin. Redekundig ontleden gaat om het benoemen van zinsdelen in een zin. Het verschilt per taalmethode – en daardoor per school – hoeveel taal- en redekundige begrippen in groep 6 worden aangeboden. In de meeste methodes gaat het om:

Taalkundige woordsoorten:

  • Lidwoorden: ‘de’, ‘het’ en ‘een’;
  • Zelfstandig naamwoord: ‘huis’, ‘oog’, ‘kat’;
  • Bijvoeglijk naamwoord: het ‘gele’ huis, de ‘zwarte’ kat;
  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: de ‘fluwelen’ stoel, het ‘houten’ bankje;
  • Voorzetsels: ‘aan’, ‘achter’, ‘bij’, ‘op’, etcetera;
  • Telwoorden: ‘zeven’, ‘drie’, ‘één’, etcetera;
  • Voegwoorden: woorden die zinnen aan elkaar voegen. Bijvoorbeeld: het is koud ‘en’ het regent;
  • Voornaamwoorden: een woord dat naar iets of iemand verwijst. Bijvoorbeeld: het boek ‘dat’ daar ligt is stuk;
  • Werkwoorden: ‘fietsen’, ‘lopen’, ‘hebben’.

Redekundige begrippen:

  • Onderwerp: wie of wat + persoonsvorm;
  • Persoonsvorm: één werkwoord dat direct voor of achter het onderwerp staat;
  • Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin;
  • Naamwoordelijk gezegde: koppelwerkwoord en naamwoordelijk deel;
  • Lijdend voorwerp: wie of wat + onderwerp + gezegde?

Woordenschat

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat leerlingen met een grote woordenschat en veel kennis over deze woorden beter in staat zijn om een geschreven tekst te begrijpen dan leerlingen met een kleinere woordenschat en minder woordkennis. Daarom is in Bijlage vernieuwde kerndoelen WPO, kerndoel twaalf geformuleerd:

‘De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.’

Leerkrachten besteden in groepen 1 tot en met 8 aandacht aan woordenschat-onderwijs. Zo verwerven kinderen in groep 6 nieuwe woorden tijdens de zaakvakken – aardrijkskunde, geschiedenis natuur en techniek – door het lezen van en praten over teksten. Ook leren zij zelfstandig strategieën toe te passen waarmee zij de betekenis van nieuwe woorden tijdens het lezen en luisteren leren afleiden en onthouden.

Lees de uitgewerkte leerlijnen van kerndoel twaalf in dit overzicht van SLO.

Mondeling onderwijs

Mondeling onderwijs bestaat uit kerndoelen één tot en met drie:

  • Kerndoel één: De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven;
  • Kerndoel twee: De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren;
  • Kerndoel drie: De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.

De school moet deze kerndoelen aan alle leerlingen hebben aangeboden voordat zij groep 8 verlaten. SLO heeft deze kerndoelen uitgewerkt in leerlijnen per groep. In groepen 5-6 leren kinderen:

  • Luisteren naar meningen van anderen, zelf meningen vormen en anderen overtuigen of zelf overtuigd worden;
  • Inhoudelijke presentaties geven;
  • Ingaan op bijdragen van anderen en aandacht vasthouden.

Lees de uitgewerkte leerlijnen van kerndoelen één, twee en drie van SLO voor een compleet overzicht.

Rekenen in groep 6

In groep 6 breiden kinderen hun rekenvaardigheden uit groep 5 verder uit. Het kan per rekenmethode – en daardoor per school – verschillen wat een kind in groep 6 leert. Hieronder staat een globaal overzicht van wat kinderen in groep 6 leren, gebaseerd op de leerlijnen van SLO.

Optellen en aftrekken

De getallen waarmee kinderen rekenen worden groter. Kinderen leren optellen en aftrekken met getallen tot 100.000. Ook leren ze dat een miljoen een getal is met zes nullen.

Breuken en decimalen

In groep 6 krijgen kinderen les in breuken: halven, derden, kwarten, vijfden, tienden etc. Zij leren deze breuken te plaatsen op een getallenlijn en vereenvoudigen. Ook leren zij rekenen met decimalen (kommagetallen).

Vermenigvuldigen en delen

Kinderen blijven de tafelsommen uit groep 5 herhalen. Daarnaast leren kinderen ook grotere getallen vermenigvuldigen. Ook oefenen kinderen verder met deelsommen (met en zonder rest) uit de tafels en met grotere getallen.

Meetkunde

Leerlingen worden steeds vaardiger in het toepassen en omrekenen van lengtematen (millimeter, centimeter, decimeter, meter, kilometer), inhoudsmaten (milliliter, deciliter, liter) en gewicht (gram, kilogram). Daarnaast leren zij oppervlakte (cm2 en m2) en omtrek uitrekenen en het lezen van een plattegrond.

Verhoudingen

Leerlingen krijgen inzicht in verhoudingen: schaal, rekenen met snelheid, berekeningen aan de hand van een plattegrond en mengsels en recepten. Daarbij leren kinderen gebruik te maken van verhoudingstabellen.

Thuis oefenen met taal en rekenen voor groep 6

Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Bovendien kan een kind zich per vakgebied verschillend ontwikkelen. Het ene kind gaat bijvoorbeeld met grote sprongen vooruit met lezen en zit halverwege groep 6 al op AVI-niveau E7 (eind groep 7), maar heeft wat meer moeite met rekenen. Of andersom. De leerkracht volgt deze ontwikkelingen en past het onderwijs daarop aan.

Soms adviseert de leerkracht ouders om ook thuis met hun kind te oefenen met taal en/of rekenen. Bijvoorbeeld wanneer het leestempo van een kind omhoog moet, dan kan de leerkracht ouders aanraden om dagelijks samen met hun kind te lezen. Of als een kind moeite heeft met tafelsommen, dan kunnen ouders thuis door veel te herhalen helpen met het automatiseren.

Vier websites met gratis online oefenmateriaal voor leerlingen uit groep 6:

Drie websites met gratis werkbladen voor leerlingen uit groep 6:

  • Redactiesommen.nl: ‘verhaaltjes-sommen’ rekenen;
  • Sommenprinter.nl: sommen per thema, zoals: verhoudingstabellen en  delen;
  • Taal-oefenen.nl: onder andere werkbladen voor werkwoordspelling, zinsontleding, woordsoorten en woordenschat. 

Tafels oefenen:

Oriëntatie op jezelf en de wereld

Veel scholen gebruiken in groep 6 een methode voor de zaakvakken geschiedenis, aardrijkskunde, natuur en techniek. Sommige scholen beginnen hier eerder mee, soms al in groep 1. Vaak zijn deze zaakvakken gebundeld in één methode. Zo zijn er methodes op de markt die de volgende domeinen in samenhang aanbieden: de kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld, canon van de Nederlandse geschiedenis, 21ste eeuwse vaardigheden, burgerschap, filosofie, levensbeschouwing, techniek en wetenschap. Maar er zijn ook methodes die één domein behandelen.

Globaal komen de volgende onderwerpen bij de zaakvakken aan bod:

Geschiedenis

In de bovenbouwgroepen 6 tot en met 8 wordt bij het vak geschiedenis uitgegaan van tien chronologische tijdvakken: van de prehistorie tot nu. Deze tijdvakken zijn weer onderverdeeld in vijftig thema’s – zoals de ‘hunebedden’ en ‘Willem van Oranje’ – die de canon van Nederland vormen. Sinds 2010 moeten basisscholen deze canon verplicht opnemen in het bovenbouwprogramma. De meeste scholen starten in groep 6 met de tijdvakken ‘jagers en boeren’, ‘Grieken en Romeinen’ en ‘monniken’ en ‘ridders’. Op de website van entoen.nu zijn de vijftig geschiedenisthema’s uitgewerkt.

Aardrijkskunde

Voor het vak aardrijkskunde zijn de kerndoelen zevenenveertig tot en met vijftig van het thema ruimte leidend. Het vak aardrijkskunde heeft niet zoals het vak geschiedenis een extra wettelijk kader. Globaal komen de volgende onderwerpen in groep 6 aan bod:

  • Grondsoorten in Nederland;
  • Elementen van het begrip landschap;
  • Inrichting van de wijk: voorzieningen, straatnamen, wijkplattegrond; 
  • Gemeentelijk bestuur;
  • Natuurorganisaties;
  • Bijzondere gebouwen in de stad;
  • Waterwerken in Nederland;
  • Bevolking in Nederland;
  • Godsdiensten;
  • Weer en klimaat;
  • Energiebronnen;
  • Bomen en bossen;
  • Bergen;
  • Mental map van Nederland.

Natuur en techniek

Ook voor de vakken natuur en techniek zijn wettelijke kerndoelen vastgesteld. Globaal komen de volgende onderwerpen in groep 6 aan bod:

  • Planten en dieren indelen in soorten op basis van kenmerken;
  • Planten indelen in hoofdgroepen;
  • Gedaanteverwisseling sommige diersoorten;
  • Bouw en functie van het skelet;
  • Overeenkomsten en verschillen in bouw van mens en zoogdier;
  • Functie van wortel, stengel en blad van een plant;
  • Licht, geluid, kracht, magnetisme en temperatuur;
  • Weer en klimaat;
  • Materialen, gereedschappen, constructieprincipes en energiebronnen;
  • Natuurverschijnselen.

Tot slot: op sommige scholen gaan kinderen in groep 6 naar schooltuinen om zo kennis te krijgen over natuur, milieu en landschap. Het schooltuinenprogramma wordt gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam.

Kunstzinnige oriëntatie

In groep 6 krijgen kinderen het vak kunstzinnige oriëntatie. De school besteedt aandacht aan: beeldend, dans, drama, muziek en cultureel erfgoed. Zo leren kinderen experimenteren met overlapping van objecten en figuren bij beeldende vorming. Ook leren zij bij muziekles eenvoudige ritmes spelen met kwart, halve en hele noten.

Op sommige scholen is er een vakleerkracht aangesteld voor beeldende vorming en muziek. In andere gevallen geeft de groepsleerkracht hierin les.

In dit overzicht van SLO staan de kerndoelen en uitgewerkte leerlijnen voor ‘kunstzinnige oriëntatie’ in de groepen 5-6.

Bewegingsonderwijs

In groep 6 krijgen kinderen het vak bewegingsonderwijs. Ze leren verschillende bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren, zoals een bal slaan met een plankje en staand schommelen. Ook helpen zij de leerkracht met het klaarzetten van het materiaal en leren zij een eigen regelovertreding kenbaar maken.

In dit overzicht van SLO staan de kerndoelen en uitgewerkte leerlijnen voor ‘bewegingsonderwijs’ in de groepen 5-6.

Soms krijgen kinderen bewegingsonderwijs van een vakspecialist (iemand die de Academie voor Lichamelijk Opvoeding heeft afgerond). In andere gevallen krijgen kinderen bewegingsonderwijs van een groepsleerkracht met een zogeheten ‘brede bevoegdheid’ (aanvullende opleiding of Pabo oude stijl).

Engels

Sinds 1986 is Engels een verplicht vak in het basisonderwijs. Scholen mogen zelf bepalen vanaf welk leerjaar zij hiermee starten. Sommige scholen starten hiermee in groep 6. Vaak gebruiken zij hiervoor een methode, maar dat is niet verplicht.

Omdat Engels een verplicht vak is in het basisonderwijs en er vier kerndoelen zijn opgenomen in de wet – kerndoelen dertien tot en met zestien – heeft het Tule SLO leerlijnen voor de groepen 1 tot en met 8 uitgewerkt. Hierin maken leerlingen vanaf groep één spelenderwijs kennis met de Engelse taal. Leerkrachten lezen bijvoorbeeld prentenboeken voor in het Engels en kinderen luisteren naar Engelse liedjes. Tot en met groep 4 is Engelse les primair gericht op luisteren en spreken. Pas vanaf groep 5 maken kinderen kennis met het schrijven van Engelse woorden.

Metacognitie: leren leren

Metacognitie is het denken over denken en leren over leren. Het is een krachtige strategie om het leren van leerlingen te verbeteren. Een sterk ontwikkelde metacognitie is gerelateerd aan schoolsucces. Toch besteedt niet iedere basisschool en leerkracht hier evenveel aandacht aan.

Metacognitie bestaat uit twee onderdelen:

  1. Metacognitieve opvattingen en kennis over het eigen leren. Bijvoorbeeld: ‘ik memoriseer, dus ik weet’, ‘ik leg verbanden, dus ik onthoud systemen’, ‘ik vind meerkeuzevragen eenvoudiger dan open vragen’;
  2. Metacognitieve vaardigheden:
  • Oriënteren: kan ik het? Is er genoeg tijd?
  • Plannen: wat is het doel? Hoeveel tijd heb ik? In welke volgorde?
  • Monitoren: snap ik het? Wat doe ik? Lukt het?
  • Toetsen: klopt het antwoord? Heb ik het handig aangepakt?
  • Corrigeren: wat en hoe moet ik het aanpassen?
  • Evalueren: heb ik het handig aangepakt? Heb ik mijn doel bereikt?
  • Reflecteren: kan ik dit ook ergens anders voor gebruiken? Welke waarde heeft het voor later?

Reflectie en plannen 

Op de basisschool leert een kind te reflecteren op het eigen gedrag, een nieuwe aanpak te bedenken, die aanpak uit te voeren en daar weer op te reflecteren. Hiervoor biedt de leerkracht verschillende strategieën aan, zoals: samenwerken, nieuwe aanpakken uitproberen en niet snel opgeven. Het doel is dat het kind inzicht krijgt in zijn eigen leerproces.

Metacognitieve vaardigheden worden vanaf groep 1 geoefend. Vanaf een jaar of negen leren kinderen zichzelf steeds beter kennen en kunnen ze beter reflecteren op hun eigen gedrag en dat van anderen. Daarom gaan metacognitieve vaardigheden en leerstrategieën vanaf groep 5 een grotere rol spelen. In groep 6 krijgen veel kinderen huiswerk mee, waarbij zij leren plannen en discipline moeten opbrengen.

Gerelateerde onderwerpen