Met adaptief toetsen brengt de school eind groep 7 in kaart of een leerling een leerachterstand heeft en hoe groot die is. Adaptief toetsen heet ook wel de LAT: leerachterstandentoets. Leerlingen worden adaptief getoetst als zij waarschijnlijk uitstromen naar één van de volgende onderwijsniveaus:
Het beleid rondom toetsen is met ingang van schooljaar 2020-2021 in Amsterdam aangepast. Hiervoor maakten meer leerlingen de LAT.
Een onderzoek naar de leerachterstanden is noodzakelijk om een goede overstap naar het voortgezet onderwijs te kunnen maken. Adaptief toetsen onderzoekt de volgende leerdomeinen:
De LAT werd voorheen vroeg in het schooljaar van groep 8 afgenomen door de basisschool. In Amsterdam wordt inmiddels gebruik gemaakt van ‘adaptief toetsen’ (zich aan het niveau aanpassende toetsen) eind groep 7.
Hierbij hebben scholen de mogelijkheid uit twee opties:
Voor adaptief toetsen hoeven ouders geen toestemming te geven. Het gaat namelijk om een didactisch onderzoek en niet om psychologisch onderzoek.
Scholen maken soms gebruik van diensten van bureaus met gespecialiseerde orthopedagogen of kinderpsychologen, voor ondersteuning bij adaptief toetsen. Dit is toegestaan. Amsterdam schakelt bijvoorbeeld Het ABC in.
Leerlingen worden pas toegelaten tot praktijkonderwijs als uit de LAT blijkt dat leerlingen leerachterstanden hebben van meer dan drie jaar op minimaal twee van de vier hierboven genoemde leerdomeinen. Tenminste één daarvan dient inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen te zijn. Dit is een landelijke afspraak.
Als uit het adaptief toetsen blijkt dat een leerling een leerachterstand heeft, dan onderzoekt de school wat de oorzaak hiervan is. De eerste stap daarvoor is meestal een capaciteitenonderzoek (CAP), ook wel intelligentietest genoemd. Mere informatie hierover staat in het artikel: ‘Wat meet het capaciteitenonderzoek (CAP)?’